- je
- {{je}}{{/term}}I 〈persoonlijk voornaamwoord〉1 [onderwerp]tu; 〈bij nadruk〉 toi, tu …2 [niet-onderwerpsvorm]te; 〈voor klinker en stomme ‘h’〉 t'; 〈na voorzetsel〉 toi♦voorbeelden:1 daar ben je eindelijk! • te voilà enfin!je moet goed luisteren, kinderen • écoutez-bien, les petitsje werkt op m'n zenuwen, weet je dat! • tu m'énerves, toi, à la fin!2 wind je niet op • ne t'énerve paszij loopt achter je aan • elle te court aprèsik kom vanmiddag bij je • je passerai chez toi cet après-midiII 〈onbepaald voornaamwoord〉1 [men]on♦voorbeelden:1 je denkt, dat je veel verdient, en dan … • on croit gagner beaucoup d'argent, et puis …zoiets doe je niet • ça ne se fait pasje hebt van die mensen die … • il y a des gens qui …III 〈bezittelijk voornaamwoord〉1 [niet-nadrukkelijke vorm van ‘jouw’]ton, ta, tes; 〈beleefde vorm〉 votre, vos♦voorbeelden:1 zijn dat je eigen woorden? • ce sont-là tes propres paroles?¶ dat is je van het • c'est le fin du findat is niet je dat • ça n'est pas l'idéal
Deens-Russisch woordenboek. 2015.